dinsdag 12 mei 2020

Bevalling

Voorjaar 2015

Girma, onze metselaar, jaar of 40. Ruwe bolster. De blanke pit heb ik nog niet echt kunnen ontdekken. Z´n grijns is wel leuk, dat maakt hem grappig. Altijd een pet op (zoals veel mannelijke Oromo’s trouwens, daar kun je ze vaak aan herkennen) en een stoppelbaard van een paar dagen. Hij komt ook uit het dichtstbijzijnde dorpje Warqa Qore, net als de meeste andere werknemers. Maar hij is één van de oudsten. Engels spreekt ie niet, dus op een middag komt Alex voor hem vragen of ik misschien iets voor hem kan doen. Hij kreeg net een telefoontje: z’n vrouw is aan het bevallen thuis. Maar het schiet niet op. Kan ik haar niet ophalen en naar de kliniek in Ginchi brengen?? Tjonge, nou word ik ook al ambulancechauffeur… Maar natuurlijk, als er nood aan de man of hier dan vrouw is, dan doe ik dat graag! Dus Girma achterin om me te wijzen waar hij woont. Midden in het dorpje, een beetje lager dan de weg, in één van de huisjes die daar staan. Tis een dertien-in-een-dozijn huis: een één of twee kamer huisje, het skelet gemaakt van eucalyptushout, de muren aangesmeerd met modder, mest en stro, een zinken dak, een scheve planken deur die erin hangt en aan weerszijden ramen, nu met gesloten houten luiken. Girma gaat naar binnen, z’n vrouw halen. Die komt ondersteund door twee andere vrouwen naar buiten. Aan haar gezicht kan ik niet veel zien. Buurkinderen en buren kijken nieuwsgierig toe. Ik vraag me af wat die er allemaal van mee krijgen? Geïsoleerde huizen bestaan hier niet, er zit misschien een meter tussen dit en het volgende huisje, ruimte voor en achter het huisje is er vrijwel niet en privacy kennen ze hier ook echt niet. De vrouw wordt de auto in geholpen. Puffend en kreunend gaat ze zitten, drie anderen gaan mee en Girma ook. Automatisch doe ik de ramen open. Een auto vol lokale mensen en dan de ramen dicht… dan is het al snel niet te harden. Zij zijn eraan gewend, maar ik vind het elke keer weer verschrikkelijk. Ben altijd blij dat ik kan rijden en dus altijd bij het raam zit…

De rit duurt niet lang, na een kwartier zijn we in Ginchi. De vrouw houdt zich ontzettend sterk. Ik hoor bijna niks, af en toe een kreun. Ik heb natuurlijk ook geen idee hoe ver ze al is, maar ik meen me te herinneren dat ik toch heftiger aan het puffen was toen ik met weeën onderweg was naar het ziekenhuis toen Gideon geboren moest worden. Maar dit is natuurlijk een wereldvrouw. Ik weet niet of ze al eerder een kind op de wereld heeft gezet, maar zwanger zijn in een ruraal dorp als dit en onder deze omstandigheden… ze weet niet beter, en zwanger zijn en een bevalling doen is hier altijd nog een kwestie van leven of dood, maar ik vind haar enorm dapper! Bij de kliniek wordt ze de auto weer uitgeholpen, mag ze mee naar binnen in een kamer waar meer vrouwen liggen te bevallen. Ik sta te dubben: dit kan natuurlijk nog uren duren. Dan laat ik iedereen hier maar en ga ik terug. Maar via het verplegend personeel begrijp ik dat het waarschijnlijk niet lang gaat duren. Dan waag ik het er maar op. En nieuwsgierig ga ik eens om het hoekje van die kamer kijken. Vier vrouwen liggen op bed. Bij sommigen zit de man erbij. Eentje ligt enorm te puffen en af en toe komt er een schreeuw. Sorry, maar daar voel ik me toch een beetje te veel. Girma waagt zich niet binnen, de moeder van z’n vrouw is er wel bij. Na een half uur wordt z’n bevallende vrouw naar de verloskamer gebracht. Het gaat echt wel snel dus! En nog geen uur later begrijp ik dat de baby al geboren is! Of ik even mag kijken? Jahoor, de moeder wordt nog gehecht, maar oma zit bij de deur van de verloskamer en heeft haar kleinkind in haar armen. Dik ingepakt zoals hier gebruikelijk. Ik sla de doeken een beetje terug en zie een prachtig fijn lief klein baby’tje. Godzijdank!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten